Haiti (1995)
President Aristide keek vreemd op toen ineens een onbekende, blonde jongedame in viezige, sjofele kleren zijn ruime kantoor kwam binnenlopen. Hij was net terug in Haïti en bereidde zich voor op een bezoek van president Clinton. De beveiliging van zijn paleis werd voor deze speciale gelegenheid verzorgd door de Amerikaans CIA. De twee Associated Press journalisten die hem aan het interviewen waren, keken ook verbaasd dat ik (want ik was dat blonde meisje) binnenliep. Ze hadden me namelijk een uur geleden voor het paleis gedag gezegd en hadden niet gedacht dat ik zonder introductie, paspoort of perskaart het paleis binnen zou komen. Het interview was bijna afgelopen. Ze introduceerden me “dit is Esther, een backpacker uit Nederland” en namen afscheid. We schudden de hand van president Aristide, ik maakte een foto van het drietal en gezamenlijk liepen we door de lange gangen het paleis weer uit.
De dag ervoor was ik, zonder plan, zonder veel geld, zonder reisgids of reserveringen, aangekomen op Haïti. Op het vliegveld had een taxichauffeur gevraagd naar welk hotel ik wilde. “Zijn er ook goedkope pensions?” vroeg ik. De taxichauffeur keek onthutst: “pensions hebben we hier niet. Er zijn namelijk al jaren geen toeristen vanwege de economische boycot door America!” De prijs die hij vroeg voor een ritje naar Port au Prince vond ik veel te hoog. Dus ik besloot te wachten en te kijken wat er zou gebeuren. Nog geen kwartier later reed de taxichauffeur langs en zei “kom maar mee, ik wil je voorstellen aan wat mensen die je misschien kunnen helpen.” Ik stapte in en even later stond ik voor twee scheldende Amerikaanse journalisten die er net achter waren gekomen dat hun kostbare apparatuur beschadigd, en door elkaar geraakt uit het vliegtuig was gekomen. Ze besteedden totaal geen aandacht aan me, tot de taxichauffeur vroeg of ze me een lift konden geven. Ze keken even vluchtig naar me, knikten en wendden zich weer aan hun zoektocht om zoveel mogelijk bagage te redden. Een beetje verloren bleef ik staan te wachten. Even later werd ik uitgenodigd in hun taxibusje. Terwijl we wegreden vroegen ze waar ik naartoe ging. “Ik weet het niet” moest ik antwoorden. Ze keken verbaasd. “wat kom je hier dan doen?” Weer moest ik het antwoord schuldig blijven. Ik legde uit dat ik een ticket had gekocht waarmee ik een maand de Cariben rond mocht reizen en dat Haïti me wel interessant leek. Er viel een stilte in de auto. “wel interessant” is kennelijk niet een goede verklaring waarom je in een land bent waar al jaren burgeroorlog woedt, waar Amerika een felle boycot op heeft en waar geen toeristen komen. Chris en Fernando stelden zich voor en nodigden me uit om bij hen in het hotel één van de suites te gebruiken. Ze hadden extra kamers gereserveerd voor de andere journalisten die zouden komen. Zo stond ik een half uur later in een prachtige suite in het mooiste hotel van Haïti, met uitzicht over de hele stad…
Chris en Fernando vroegen wat ik de volgende dag van plan was te doen en ik zei dat ik nog geen plannen had. “Wij gaan president Aristide interviewen. Heb je zin om mee te gaan?” Die kans kon ik natuurlijk niet voorbij laten gaan! De volgende ochtend vertrokken we, op weg naar het paleis, dat voor het bezoek van Clinton helemaal wit was geverfd. Het stond in enorm contrast met de vieze en arme stad eromheen. Er was al jaren geen vuilnis opgehaald. Het rijke deel van de stad dumpte zijn afval in het arme deel van de stad. Clinton zou per helicopter arriveren. Voor de zekerheid werd de weg waar hij misschien overheen zou vliegen opnieuw geasfalteerd. Hij zou dus een hele andere indruk krijgen van Haïti dan de werkelijkheid…
Vlak voor het paleis, kregen Chris en Fernando een telefoontje. De hotelkamers die ze in een ander hotel hadden gereserveerd voor de rest van de crew bleken niet beschikbaar te zijn. Ze hadden geen tijd meer om erheen te gaan: het interview zou binnen een half uur beginnen. Hoe langer ze wachtten, hoe kleiner de kans zou zijn om nog kamers te vinden in de stad die langzaam volstroomde met journalisten voor het bezoek van Clinton. Ik zag hun dilemma en bood aan om met de chauffeur naar het andere hotel te gaan en de kamers voor ze te regelen. Daarna zou ik terugkomen naar het paleis om bij het interview te zijn. Ze zuchtten opgelucht. “Weet wel dat we je niet kunnen helpen om het paleis in te komen als je niet binnen een half uur terug bent” zeiden ze toen we de eerste securitycheck doorreden. Een CIA man in een donker pak, met zonnebril en oortelefoon, checkte de personen in de auto. Alleen met de verzekering dat ik binnen 5 minuten met de chauffeur weer weg zou zijn, maakte dat hij mij ook doorliet. Ik kreeg instructies over de kamers, al dachten Chris en Fernando niet dat het me zou lukken om de reservering in orde te maken. “Als het onze mensen in Amerika niet is gelukt, dan gaat het jou zeker niet lukken” zeiden ze “maar in ieder geval bedankt dat je het wilt proberen!” Toen Chris en Fernando uitstapten hadden ze niet gedacht dat ze mij vóór, laat staan tijdens het interview nog terug zouden zien.
Nu we door de zwaarbeveiligde vleugels van het paleis terugliepen naar de auto had ik pas de kans om uit te leggen wat er was gebeurd. “Hoe ben je in hemelsnaam door de security gekomen?” vroegen ze verbaasd. Ik legde uit dat ik bij het hotel na veel aandringen en dreigen de kamers weer had kunnen reserveren. Ik had de eigenaar verteld dat ik speciaal was gestuurd om de reserveringen te herstellen en dat ik instructies had om het hotel niet te verlaten voordat de kamers geregeld waren. Kennelijk had dat zoveel indruk gemaakt, dat de “vergissing” snel weer was opgelost. Toen waren de chauffeur en ik snel teruggereden naar het paleis. Dezelfde CIA man van even daarvoor wilde ons niet doorlaten. “Mevrouw, u staat niet op de gastenlijst. Als u geen paspoort of perskaart heeft, komt u er niet in” zei hij resoluut. “Maar u heeft mij net toch gezien met de journalisten van Associated Press? Ik moest nog even iets voor ze regelen in het hotel, maar ze wachten op me voor het interview” drong ik aan. De bewaker herhaalde zijn regel over de perskaart, dit keer iets minder resoluut. Ik herhaalde mijn argument, dit keer met extra overtuiging. Na een aantal minuten over en weer protesteren leek de bewaker zich te realiseren dat ik vastberaden was en me niet uit het veld liet slaan. Onzeker keek hij om zich heen. Hij zei “mevrouw, als ik u doorlaat, dan zullen mijn collega’s bij de volgende controlepost u tegenhouden. Dan heeft het toch geen zin?” Ik hield vol dat ik het in ieder geval wilde proberen. Tot mijn verbazing liet de bewaker me uiteindelijk door! Bij de volgende controlepost werden dezelfde vragen gesteld. “Uw naam staat niet op onze lijst. Heeft u geen perskaart? U heeft zelfs geen paspoort bij u? Sorry, dan kunnen we u niet doorlaten”. Ik vertelde dat ik een interview met president Aristide had, namens Associated Press en dat ‘de andere twee’ al binnen waren. Tot slot overtuigde ik hem door te aan te geven dat zijn collega me al door had gelaten, dus dat het echt wel in orde was. Deze redenatie hielp me ook om door de volgende twee controleposten te komen. De laatste post was die voor de zwaar beveiligde presidentiele vleugel. Deze mannen waren niet te vermurwen. Op het laatst zeiden ze gewichtig: “mevrouw, we kunnen u niet doorlaten, tenzij uw aanwezigheid essentieel is voor het interview”. Met een grote glimlach op mijn gezicht nam ik deze opening aan en bevestigde dat dat inderdaad het geval was. Daarop mocht ik doorlopen en begeleidde één van hen me naar het kantoor van de president. Later bedacht ik dat ik in mijn rugzakje een groot metalen zakmes had zitten dat ik onderweg altijd gebruikte om fruit te schillen. Als ik door de metaaldetectors had moeten lopen die overal stonden, dan was ik er zeker niet doorgekomen!
Chris en Fernando moesten hartelijk lachen om mijn avonturen in het paleis. ’s Avonds op een feest voor alle journalisten en overige buitenlanders merkte ik iedereen naar me wees en achter mijn rug over me fluisterde. Ik was een van de weinige vrouwen op het feest, verreweg de jongste, en ook nog eens blond, dus ik dacht dat dat de aandacht trok. Toen ving ik op wat er over me werd gezegd: “zij is het die door de security van het paleis is gekomen!” Al snel kwamen er allerlei CIA mannen om me heen staan, die gewichtig zeiden “we moeten ons verontschuldigen voor onze Haitiaanse collega’s. Je weet het wel, met al die Haitiaanse mannen, die hebben nog nooit een blond meisje gezien en hebben je daarom doorgelaten”. Trots klapten de mannen elkaar op de schouders. “Wij zijn hier om deze Haitianen te leren hoe je een paleis moet beveiligen”. Ze waren zo vol van zichzelf en zo luid en arrogant, dat ik me een beetje overweldigd voelde. Door mijn onzekerheid heen, schreeuwde echter de gedachte: het klópt gewoon niet wat ze zeggen! Ik keek de cirkel CIA mannen rond en zonder na te denken zei ik “maar ú heeft me ook doorgelaten, en ú en ú..”. Zonder elkaar nog aan te kijken dropen de mannen af. Een van hen bleef hangen en probeerde nog “waarom ben je eigenlijk hier in Haïti?” Ik kon het niet nalaten langs mijn neus weg te zeggen “om de beveiliging van het paleis te controleren…”
De dagen daarop trok ik met het camerateam door de stad voor diverse opnamen. Zo zag ik heel wat van het land. Haiti is het armste land van het westelijk halfrond. Het heeft zwaar te lijden gehad van alle onrust de afgelopen jaren, maar hopelijk wordt een begin gemaakt met de wederopbouw.
Haitianen zijn vrolijke, aardige mensen en vooral heel kleurrijk. Het eiland heeft prachtige bergen, alleen jammergenoeg hebben ze 98% (!) van de bomen gekapt, waardoor er veel erosie is en het er heel triest uitziet.
Ook gaan we een dagje naar het zuiden, waar we onder andere de plek bezoeken waar ze de gammele boten bouwen waarmee veel wanhopige Haitianen naar Cuba en Miami proberen te vluchten. Indrukwekkend…